Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BD0113

Datum uitspraak2008-04-03
Datum gepubliceerd2008-04-23
RechtsgebiedAmbtenarenrecht
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamCentrale Raad van Beroep
Zaaknummers06/7223 AW
Statusgepubliceerd


Indicatie

Afwijzing functieonderhoud. Het optreden als docent is qua taakomvang niet zodanig substantieel dat dit een wijziging van de functiebeschrijving rechtvaardigt.


Uitspraak

06/7223 AW Centrale Raad van Beroep Enkelvoudige kamer U I T S P R A A K op het hoger beroep van: [Appellant], wonende te [woonplaats], (hierna: appellant), tegen de uitspraak van de rechtbank Almelo van 15 november 2006, 05/1176 (hierna: aangevallen uitspraak), in het geding tussen: appellant en de Korpsbeheerder van de politieregio [regio] (hierna: korpsbeheerder) Datum uitspraak: 3 april 2008 I. PROCESVERLOOP Appellant heeft hoger beroep ingesteld. De korpsbeheerder heeft een verweerschrift ingediend. Het geding is gevoegd met zaak 06/7220 behandeld ter zitting van 21 februari 2008. Appellant is in persoon verschenen, bijgestaan door A. Nijboer, werkzaam bij de Politievakorganisatie ACP, en door J.B.M. Eidhof, werkzaam bij de politieregio [regio]. De korpsbeheerder heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. E.I. Bruinsma-van Straten, mr. C.W. Meier en I.M. van Leeuwen, allen werkzaam bij de politieregio [regio]. Na de zitting zijn de zaken gesplitst en thans wordt afzonderlijk uitspraak gedaan. II. OVERWEGINGEN 1. Op grond van de gedingstukken en het verhandelde ter zitting gaat de Raad uit van de volgende hier van belang zijnde feiten en omstandigheden. 1.1. Ingevolge artikel 6, zevende lid, van het Besluit bezoldiging politie (Bbp) kan de ambtenaar, indien de feitelijk opgedragen werkzaamheden gedurende langere tijd wezenlijk afwijken van zijn functie, bij het bevoegd gezag een aanvraag indienen om de werkzaamheden en de functie met elkaar in overeenstemming te brengen (functieonderhoud). Appellant, ten tijde hier van belang werkzaam als [naam functie] en ingedeeld in salarisschaal 7, heeft medio 2001 en opnieuw in november 2002 bij de korpsbeheerder een aanvraag om functieonderhoud ingediend. Die aanvraag is bij besluit van 18 maart 2005 afgewezen. 1.2. Appellants bezwaar tegen dat besluit is bij besluit van 18 juli 2005 (hierna: bestreden besluit) ongegrond verklaard. 1.3. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het tegen het bestreden besluit ingestelde beroep ongegrond verklaard. 2. Naar aanleiding van hetgeen partijen in hoger beroep hebben aangevoerd, overweegt de Raad als volgt. 2.1. Appellant heeft, evenals in bezwaar en in eerste aanleg, naar voren gebracht dat hij de volgende niet in de beschrijving van zijn functie opgenomen werkzaamheden verricht: a) fungeren als coach/mentor en vraagbaak binnen het team; b) adviseren van de teamchef (gevraagd en ongevraagd); c) motiveren van de overige teamleden; d) voeren van functioneringsgesprekken; e) optreden als (gast)docent; f) vervangen van de teamchef bij diens afwezigheid. 2.2. Met de rechtbank en op de daartoe in de aangevallen uitspraak aangegeven gronden is de Raad van oordeel dat de werkzaamheden genoemd onder a zijn te brengen onder het inwerken van nieuwe en minder ervaren [naam functie], zoals vermeld in de geldende functiebeschrijving. De zienswijze van appellant dat de in de functiebeschrij-ving gehanteerde woorden "werkt nieuwe en minder e[naam functie] in" duiden op een minder omvattende taak, die geen recht doet aan de feitelijk opgedragen werkzaamheden, kan de Raad niet delen. De korpsbeheerder heeft aannemelijk gemaakt dat "inwerken" hier ruimer moet worden opgevat dan als het - in bijna iedere functie gebruikelijke - wegwijs maken van nieuwe collega's. Dit wegwijs maken pleegt niet afzonderlijk in de functiebeschrijving te worden vermeld. Nu in dit geval uitdrukkelijk over inwerken wordt gesproken, wordt daaronder kennelijk een meer intensieve en langdurige begeleidingsrelatie verstaan, zoals deze door appellant is geschetst en zoals deze bij de vorming tot [naam functie] blijkbaar ook algemeen gebruikelijk is. Dat het woord "inwerken" daarvoor wellicht wat ongelukkig is gekozen, is onvoldoende om tot een ander oordeel te komen. 2.3. In aansluiting op het vorenstaande moet worden geoordeeld dat de door appellant onder d bedoelde functioneringsgesprekken de min of meer dagelijkse evaluatie-gesprekken zijn die appellant bij het begeleiden van jongere collega's met hen voert. Ook dit is in de functiebeschrijving onder het inwerken begrepen. Vast staat dat appellant bij functioneringsgesprekken in rechtspositionele zin slechts optreedt als informant en deze gesprekken niet zelf voert. 2.4. Wat betreft het onder f genoemde vervangen van de teamchef is tussen partijen niet in geschil dat appellant deze chef bij afwezigheid niet in de volle breedte vervangt, maar uitsluitend voor zover het gaat om het operationele leidinggeven. Niet ten onrechte heeft de korpsbeheerder zich op het standpunt gesteld dat geen sprake is van leidinggeven in de betekenis die daaraan binnen het korps in functiebeschrijvingen pleegt te worden toegekend en dat het vermelden van de vervanging in de functiebeschrijving in strijd zou zijn met het door hem gehanteerde uitgangspunt dat verantwoordelijkheden binnen de organisatie slechts één keer kunnen worden weggezet. Ook in dit opzicht kan de Raad de overwegingen van de rechtbank onderschrijven. 2.5. Anders dan de rechtbank heeft overwogen, heeft appellant de onder b en c genoemde werkzaamheden (adviseren van de teamchef en motiveren van de overige teamleden) wel degelijk reeds in bezwaar naar voren gebracht. De Raad acht evenwel genoegzaam aangetoond dat deze werkzaamheden moeten worden geplaatst in het kader van het reeds besproken vervangen of inwerken en dat daaraan geen zelfstandige betekenis toekomt die tot vermelding in de functiebeschrijving zou moeten leiden. 2.6. De Raad is ten slotte op grond van de gedingstukken en het verhandelde ter zitting niet tot de overtuiging geraakt dat appellants optreden als docent, zoals genoemd onder e, qua taakomvang zodanig substantieel is dat dit een wijziging van de functiebeschrijving rechtvaardigt. De begeleiding van [naam functie] in de praktijk - ook al beschikt appellant daartoe over een certificaat - valt onder het meergenoemde "inwerken". Voor zover appellant les geeft aan de politieschool, geschiedt dit op incidentele basis, beschikt appellant niet over de vereiste didactische opleiding en kan dit optreden redelijkerwijs worden aangemerkt als een in de functiebeschrijving opgenomen "taakaccent". 2.7. Het vorenstaande betekent dat het hoger beroep geen doel treft en dat de aangevallen uitspraak moet worden bevestigd. 3. De Raad acht tot slot geen termen aanwezig om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht inzake vergoeding van proceskosten. III. BESLISSING De Centrale Raad van Beroep; Recht doende: Bevestigt de aangevallen uitspraak. Deze uitspraak is gedaan door R. Kooper. De beslissing is, in tegenwoordigheid van M.B. de Gooijer als griffier, uitgesproken in het openbaar op 3 april 2008. (get.) R. Kooper. (get.) M.B. de Gooijer. BvW